Terug naar overzicht

Geschiedenis van suiker

juni 2011
Door: Frits Haen

Geschiedenis van suiker

Rietsuiker

Er wordt vermoed dat rietsuiker voor het eerst werd gebruikt in Polynesië, van waaruit het verspreid werd naar India. In 510 v. Chr. viel keizer Darius van het toenmalige Perzië India binnen waar hij “het riet dat honing geeft zonder hulp van bijen” vond. Het geheim van rietsuiker, net zoals dat in die tijd ging met meer ontdekkingen, werd goed bewaard, zodat het uiteindelijke product geëxporteerd kon worden met een flinke winstmarge.

Door de opkomst van de Arabieren in de zevende eeuw na Christus werd het geheim van de rietsuiker bekend. Toen de Arabieren Perzië binnenvielen in 642 na Chr. vonden ze daar suikerriet en leerden ze hoe suiker werd gemaakt. De macht van de Arabieren nam toe en ze gingen ook in andere veroverde landen zoals Noord-Afrika en Spanje suiker produceren.

Suiker werd pas in West-Europa ontdekt tijdens de kruistochten in de elfde eeuw na Christus. Kruisvaarders die terugkeerden naar huis hadden het over “een nieuw kruid” en over hoe aangenaam deze stof was.

Het eerste suiker werd in Engeland aangetroffen in 1099. In de daaropvolgende eeuwen nam de handel van West-Europa met het Oosten sterk toe, net zoals de import van suiker. Er zijn bijvoorbeeld gegevens dat suiker in Londen werd verkocht voor “two shillings a pound” in 1319 na Christus. Deze som geld kwam overeen met enkele maanden salaris voor een gemiddelde arbeider. Suiker was in die tijd dus erg luxueus.

Rijke mensen hielden ervan om sculpturen van suiker te maken als versiering op hun tafels. Toen Henry III van Frankrijk Venetië bezocht, bestonden zijn geschenken uit schalen, zilverwerk en linnen dat allemaal was gemaakt van gesponnen suiker.

Omdat suiker zo duur was, werd het vaak gebruikt als medicijn. Veel medische handboeken uit de 13e tot 15e eeuw bevelen suiker aan als middel voor zieken om krachten te herwinnen.

In de 15e eeuw na Christus werd Europese suiker voornamelijk geproduceerd in Venetië. Venetië verloor haar monopoliepositie in 1498, toen Vasco da Gama naar India ging en daar handel begon te drijven. Desondanks was het de ontdekking van Amerika die de wereldconsumptie van suiker veranderde.

Tijdens een van zijn eerste reizen nam Columbus suikerrietplanten mee om te laten groeien in het Caribische gebied. Het klimaat was zo geschikt voor de groei van suikerriet dat al snel een industrie werd opgezet. Er was zoveel behoefte aan suiker in Europa dat veel Caribische eilanden binnen de kortste keren vrijwel volledig ontbost werden om suikerrietvelden aan te leggen, bijvoorbeeld Barbados, Antigua en de helft van Tobago. De suikerrietplant werd massaal verbouwd. Miljoenen mensen werden uit Afrika en India gehaald om te werken in de suikerrietvelden. Suikerproductie is daarom direct gerelateerd aan de Westerse slavenhandel.

Suiker was economisch zo belangrijk dat alle Europese grootmachten (succesvol) probeerden om kolonies te krijgen op de kleine Caribische eilanden en vele veldslagen vonden plaats om de macht over de eilanden. Later werd rietsuiker verbouwd op grote plantages in andere delen van de wereld (India, Indonesië, Filippijnen en Oceanië) voor de Europese en lokale markt.

 

In 1750 waren er maar liefst 120 suikerraffinaderijen in Groot-Brittannië. Hun gezamenlijke productie was slechts 30,000 ton per jaar. Op dat moment was suiker nog steeds een luxe en werd er nog zoveel winst op gemaakt dat suiker ook wel “het witte goud” werd genoemd. De situatie in andere West-Europese landen, waaronder Nederland, was niet veel anders.

 

Regeringen merkten dat er veel winst met suikerhandel kon worden gemaakt en gingen veel belasting heffen over suiker. Hierdoor bleef suiker een luxe artikel. De situatie bleef zo tot het einde van de 19e eeuw. Veel regeringen gingen toen de belasting verlagen of hieven ze zelfs volledig op. De prijs van suiker ging daardoor zodanig omlaag dat suiker ook betaalbaar werd voor de gemiddelde burger.

 

Suikerbieten

De suikerbiet werd voor het eerst ontdekt als suikerbron in 1747. Zonder twijfel zorgden nationale en economische belangen in suikerrietplantages ervoor dat de suikerbiet niet veel meer was dan een zeldzaam soort suiker in veel Europese landen. Deze situatie bleef zo tot het begin van de 19e eeuw, de tijd van Napoleon. Groot-Brittannië blokkeerde de suikerimport naar Europa, waardoor de suikerbiet opeens belangrijk werd als suikerbron. In 1880 had de suikerbiet suikerriet vervangen als belangrijkste suikerbron in continentaal Europa. De introductie van suikerbieten in Engeland werd vertraagd tot de Eerste Wereldoorlog toen de Britse suikerimport werd bedreigd. Daarvoor importeerde Groot-Brittannië voornamelijk suikerriet uit haar tropische koloniën.

 

Vandaag de dag

De jaarlijkse wereldconsumptie is nu bijna 120 miljoen ton en breidt zich uit met een snelheid van ongeveer 2 miljoen ton per jaar. The Europese Unie, Brazilië en India zijn de top-3 producenten en hebben samen 40% van het marktaandeel. Het grootste gedeelte van de suiker wordt in het land waarin het geproduceerd wordt, geconsumeerd. Slechts 25% wordt internationaal verhandeld.

Suikerriet wordt verbouwd in meer dan 100 landen en de opbrengst aan suiker/hectare van suikerriet is ongeveer 6 keer zo hoog als van suikerbiet.

 

 

 

Productie van rietsuiker

Oogsten

Suikerriet kan in bepaalde gebieden heel goed groeien, het kan wel 3 meter hoog worden. Als het riet rijp is, heeft het nog steeds enige groene bladeren, de meeste bladeren zijn tegen die tijd uitgedroogd. Waar mogelijk, wordt het riet verbrand voordat het geoogst wordt. Op die manier worden dood bladmateriaal en een wasachtige laag verwijderd. Het verbrandingsproces duurt echter niet lang, zodat de rietstengels niet worden beschadigd en het suikergehalte gelijk blijft.

In sommige gebieden is het verbranden niet toegestaan vanwege bezwaren van lokale overheden tegen de rook en de koolstofgassen die vrijkomen bij de verbranding. Toch is er vrijwel geen negatief milieueffect, de CO2 die vrijkomt is maar een erg klein deel van de CO2 die door het suikerriet opgenomen is tijdens de groei.

Door de suikerextractiemethode te verbeteren, is er minder riet nodig op minder hectares land om aan de wereldbehoefte voor suiker te kunnen voldoen.

Oogsten wordt met de hand of machinaal gedaan. Het met de hand snijden van suikerriet is zwaar en vies werk maar zorgt wel voor een grote werkgelegenheid in gebieden waar banen schaars zijn. Het riet wordt vlak boven de grond afgesneden. De bovenste groene bladeren worden ingekort en de stengel wordt als een geheel bijeen gebonden. Als de complete bundel klaar is, wordt deze verwijderd van het land met een karretje. De bundels kunnen vervolgens met een groter voertuig naar de fabriek getransporteerd worden.

Het meeste met de machine gesneden suikerriet wordt in kleine stukken gehakt, en wordt voor de rest op dezelfde manier behandeld als met de hand gesneden riet. Machines kunnen alleen gebruikt worden als de omstandigheden van het land daar geschikt voor zijn en het land redelijk vlak is. Verder worden machines in veel gebieden niet gebruikt, omdat ze duur zijn en een deel van de werkgelegenheid opslokken.

 

Extractie

Het eerste deel van het proces bestaat uit de extractie van rietsap. In veel fabrieken wordt het riet fijngedrukt door middel van een serie grote maalmachines. Deze machines kunnen worden vergeleken met mangels, die in de vorige eeuw werden gebruikt voor het wassen van kleren. Het zoete sap stroomt eruit en de rietsuiker wordt weggehaald om vervolgens in de verwarmingsketels verwerkt te worden. In andere fabrieken wordt een diffusie-apparaat gebruikt, op dezelfde manier als is beschreven in het productieproces van bietsuiker. Voor welke methode ook wordt gekozen, de suiker is nog behoorlijk vervuild: het is vermengd met grond, kleine vezels en groene plantextracten.

 

Een normaal gemengd geëxtraheerd sap bevat ongeveer 15% suiker. De overgebleven vezel, ook wel ampas of bagasse (Engels) genoemd, bevat 1 tot 2% suiker, ongeveer 50% vocht en wat zand en steentjes. Normaal gesproken bevat suikerriet ongeveer 12 tot 14% vezels. Als het vochtgehalte 50% is, dan is de opbrengst 25 tot 30 ton ampas per 100 ton suikerriet of 10 ton suiker.

 

Behandeling met kalk

In de fabriek kan het sap vrij makkelijk schoon worden gemaakt met ongebluste kalk (een soort krijt), waardoor een groot deel van de vervuiling bezinkt en verwijderd kan worden. Dit proces waarbij suikerriet met kalk wordt behandeld, staat bekend als 'liming'.

Het gemengde sap dat na de extractie is verkregen, wordt voorverhit voordat de behandeling met kalk plaatsvindt, zodat de reiniging optimaal verloopt.

Calciumhydroxide of Ca(OH)2 wordt in afgepaste hoeveelheden aan het sap toegevoegd, om de juiste concentratie te krijgen. Het met kalk behandelde sap wordt naar een reinigingsmachine (clarifier) gebracht die het sap scheidt op massa. De snelheid waarmee het sap door de clarifier wordt getransporteerd is erg laag, zodat de vaste stoffen neerslaan en het heldere sap overblijft.

Het slib uit de clarifier bevat nog steeds enige waardevolle suiker, dat onder vacuüm wordt gefilterd . Vervolgens wordt het overgebleven sap geëxtraheerd en het slib kan worden gewassen voordat het wordt afgevoerd. Op deze manier wordt zoet water geproduceerd. Het sap en het zoete water worden opnieuw in het proces gebruikt.

 

Verdamping

Na de behandeling met kalk wordt het sap verdikt tot stroop door water met stoom te verhitten en te verwijderen. Dit proces wordt ook wel verdamping genoemd. Soms wordt de stroop nog een keer schoongemaakt, maar meestal wordt het direct gebruikt voor de laatste stap: het maken van kristallen.

Het heldere sap na de extractie bevat meestal maar 15% suiker, maar de verzadigde suikerstroop, die is ontstaan na de verdamping, kan wel 80% suiker bevatten. Stoomverhitte verdamping is de beste manier om dit te bereiken.

 

Koken / kristallisatie

De stroop wordt gekookt in een grote kookpan, dit is de laatste fase van het proces. In de pan wordt nog meer water door koken verwijderd, totdat de omstandigheden geschikt zijn voor suikerkristallen om te kunnen groeien. Er worden een paar kristallen aan de stroop toegevoegd om de kristalvorming op gang te brengen. Als de kristallen eenmaal voldoende zijn gegroeid, wordt het mengsel dat ontstaan is uit kristallen en oorspronkelijke vloeistof, gecentrifugeerd en gescheiden. De kristallen worden dan voor de laatste maal gedroogd met warme lucht, waarna verpakking en opslag plaatsvindt, klaar voor transport.

 

De oorspronkelijke vloeistof bevat nog steeds enige suiker, dus de kristallisatie wordt een paar keer herhaald. Andere stoffen dan suiker werken de kristallisatie echter tegen. Dit geldt voor een deel voor andere suikers zoals glucose en fructose, afbraakproducten van sacharose. Elke volgende stap wordt daarom moeilijker totdat het punt wordt bereikt waarop kristallisatie niet langer zinvol is.

In de suikerfabriek worden normaal drie kookprocessen uitgevoerd. De eerste keer, ook wel het ‘A' kookproces genoemd, levert de beste suiker op, die daarna wordt opgeslagen. Het ‘B' kookproces duurt langer, omdat het langer duurt om een redelijke kristalgrootte te laten ontstaan. Sommige fabrieken maken de ‘B' suiker opnieuw vloeibaar om het te gebruiken als voeding voor het ‘A' kookproces, anderen mengen de ‘B' suiker met ‘A' suiker voor de verkoop.

Het ‘C' kookproces duurt duidelijk langer dan het ‘B' kookproces, omdat het veel meer tijd kost om kristallen te kunnen vormen. De ‘C' suiker wordt normaal gesproken gebruikt voor het ‘B' kookproces en de rest wordt opnieuw verhit.

Omdat niet alle suiker uit het sap kan worden gehaald, blijft er nog een zoet bijproduct over: melasse. Dit wordt normaal gebruikt voor veevoer of wordt naar een distilleerderij gebracht, waar er alcohol van wordt gemaakt. Daarom zijn rumfabrieken in het Caribische gebied altijd zo dichtbij suikerrietfabrieken.

 

Opslag

De uiteindelijke ruwe suiker vormt tijdens opslag een kleverige bruine homp, en ziet eruit als de zachte bruine suiker die wordt gebruikt in huishoudens. Het kan op die manier gebruikt worden, maar raakt vaak vervuild tijdens de opslag en heeft een aparte smaak die de meeste mensen niet lekker vinden. Daarom wordt de rietsuiker verder gezuiverd in het land waar het naar toe wordt getransporteerd.

 

Affinatie

De eerste stap van de reiniging van ruwe suiker is het zachter maken en vervolgens verwijderen van de laag van oorspronkelijke vloeistof, die de kristallen omgeeft. Dit proces wordt ook wel ‘affinatie' genoemd. De ruwe suiker wordt gemengd met een warme, geconcentreerde stroop. Deze stroop is iets puurder dan de strooplaag, waardoor de kristallen zelf niet zullen oplossen, maar allen de bruine vloeistof die de kristallen omvat. Het resulterende mengsel (‘magma') wordt gecentrifugeerd, waardoor de kristallen van de stroop worden gescheiden en dus een groter deel van de onzuiverheden uit de suiker wordt verwijderd. De kristallen zijn kunnen opgelost worden voor de verdere behandeling (carbonatatie).

De vloeistof die ontstaat na het oplossen van de gewassen kristallen bevat enige kleur, fijne deeltjes, kleefstof en hars en andere niet-suiker substanties. Het wordt verwijderd uit het productieproces.

 

Carbonatatie

In de volgende procesfase worden de vaste stoffen verwijderd, die de suikervloeistof troebel maken. Tegelijkertijd wordt het gedeeltelijk ontkleurd.

Een van de twee algemeen toegepaste technieken is carbonatatie. Carbonatatie wordt uitgevoerd door kalkmelk [calciumhydroxide, Ca(OH)2] en bruisende koolstofdioxide aan de vloeistof toe te voegen. Het gas reageert met de kalksteen en vormt fijne kristaldeeltjes van calciumcarbonaat die de vaste deeltjes insluiten. Om een stabiele vlokkige neerslag te kunnen vormen, moeten de reactieomstandigheden goed gecontroleerd worden. De gevormde klompjes bevatten veel niet-suiker substanties, daarom worden er door met kalk te filteren vooral niet-suikers verwijderd. Als dit is gebeurd, is de suikervloeistof klaar voor ontkleuring.

De andere techniek, fosfatatie, is chemisch gezien hetzelfde, alleen wordt fosfaat in plaats van carbonaat gevormd. Fosfatatie is een iets complexer proces, waarbij fosforzuur wordt toegevoegd aan de vloeistof nadat die met kalk is geblust, zoals eerder beschreven.

 

Ontkleuring

Er zijn twee algemeen gebruikte methodes om kleur te verwijderen uit suikerstroop. Deze technieken zijn allebei gebaseerd op absorptietechnieken waarbij de vloeistof door kolommen met een bepaald medium worden gepompt.

Bij het reinigen kan in de eerste plaats gebruik gemaakt worden van granulair geactiveerde koolstof (GAC), maar dat verwijdert alleen de kleur. GAC is de moderne variant van de ‘bone char', een koolstofkorreltje gemaakt van dierenbeenderen. Vandaag de dag wordt koolstof gemaakt door een speciaal geproduceerde mineraal-koolstof. GAC is behalve erg actief ook erg stevig . Het koolstof wordt geregenereerd in een warme oven waarbij de kleur van de koolstof verdwijnt. De andere optie is het gebruiken van ionenuitwisselaars, die minder kleur verwijderen dan GAC maar wel een deel van de aanwezige zouten verwijderen. De ionenwisselaar wordt chemisch geregenereerd, dit zorgt echter wel voor grote hoeveelheden ongewenst afvalwater.

De heldere, lichtgekleurde vloeistof is nu bijna klaar voor kristallisatie. Alleen is de suiker concentratie nog te laag. Het water wordt daarom eerst nog verdampt voordat het naar de kristallisatiepan gaat.

 

Koken

In de pan wordt nog meer water verwijderd door koken, totdat de omstandigheden geschikt zijn voor suikerkristallen om te kunnen groeien. Er wordt suiker aan de vloeistof toegevoegd om de kristalvorming op gang te brengen. Als de kristallen eenmaal voldoende zijn gegroeid, wordt het mengsel dat ontstaan is uit kristallen en oorspronkelijke vloeistof gecentrifugeerd en gescheiden. De kristallen worden dan voor de laatste maal gedroogd met warme lucht, waarna verpakking en opslag plaatsvindt, en het product klaar is voor transport.

 

Hergebruik

De vloeistof die na de bereiding van witte suiker is overgebleven en het waswater van de affinatiefase, bevatten allebei suiker dat kan worden teruggewonnen. Daarom worden ze naar een ‘hergebruik' huis gebracht, dat als het ware net zo werkt als een ruwe suikerfabriek. Het doel is een suiker te maken dat kwalitatief vergelijkbaar is met het gewassen ruwe suiker na de affinatiefase. Net als bij andere suikerprocessen kan niet alle suiker uit de vloeistof worden gehaald en is er een zoet bijproduct: geraffineerde melasse. Dit wordt normaal gebruikt in veevoeder of naar een distilleerderij gebracht om alcohol van te maken.

Woordenlijst suiker

Cursief gedrukte woorden verwijzen naar een andere plaats in deze lijst.

Ahornsiroop: en - stroop verkregen van de Noord-Amerikaanse esdoorn. Het is een oplossing van 70% saccharose en glucose in water. Het belangrijkste bestanddeel is saccharose.

Barbados suiker: een soort bruine rietsuiker.

Barley sugar: geen suiker, maar een Amerikaans hard snoepje met citroensmaak dat oorspronkelijk werd gemaakt van moutwater waaraan suiker was toegevoegd.

Bietsuiker: witte kristalsuiker (saccharose), verkregen uit suikerbieten.

Brix (graden): een maatstaf voor de hoeveelheid suiker in een oplossing, gebaseerd op de refractie van licht. Wordt voornamelijk gebruikt in de fruit- en frisdrank-industrie.

Bruine suiker: suiker waaraan een beetje melasse is toegevoegd voor de geur en kleur.

Caramel: de producten verkregen door het verhitten van suiker. Bruin tot zwarte substanties met een aangenaam aroma. Gebruikt als kleurstof (E150 ) en smaakstof.

Decoratiesuiker: een soort grove suiker die gebruikt wordt voor decoratie (Eng. sanding sugar). De kristallen zijn 4 keer zo groot als normaal. Het wordt gebruikt voor de decoratie van gebakken producten.

Dextrose: Engels voor glucose.

Druivensuiker: synoniem van glucose.

Fructose (fruitsuiker/vruchtensuiker): een nogal zoete suiker (1,7 keer zo zoet als normale suiker), vooral gevonden in fruit en honing.

Galactose: een suiker die normaal niet voorkomt in voedsel, alleen als deel van andere suikers, zoals lactose (melksuiker) en raffinose (een suiker in bonen). Is vaak een celwandcomponent van planten.

Geleisuiker (jamsuiker): mengsel van suikerkorrels en pectine (E440). Gebruikt voor het maken van gelatinepuddingen en jam.

Glucose (druivensuiker): een suiker die in veel planten voorkomt, maar ook in bloed. Is de belangrijkste energiebron voor het lichaam. Minder zoet dan saccharose.

Gula djawa: deels geraffineerde suiker uit Indonesië. Gemaakt van rietsuiker of palmsuiker.

Gur: synoniem voor jaggery.

HFCS: High Fructose Corn Syrup, oftewel maïsstroop met een hoog fructosegehalte. Een stroop verkregen uit maïszetmeel. Het zetmeel wordt eerst enzymatisch afgebroken tot glucose, wat dan enzymatisch wordt omgezet in het zoetere fructose. Gebruikt als een intens zoetmiddel.

Honing: een 80% oplossing van suikers in water. De belangrijkste suikers in honing zijn fructose, glucose and saccharose.

Invertsuiker: Invertsuiker wordt gemaakt door suikerstroop te combineren met een kleine hoeveelheid zuur (zoals wijnsteenzuur of citroensap) en dat te verhitten. Dit zorgt voor de invertie (afbraak) van saccharose in haar twee componenten, glucose en fructose. Dit zorgt tevens voor een kleinere kristalstructuur. Omdat invertsuiker zo'n fijne structuur heeft, is het product veel zachter en kan het worden gebruikt voor snoepjes zoals borstplaat en siropen. Bij het maken van jam en gelatinepuddingen wordt automatisch invertsuiker geproduceerd, door het combineren van natuurlijk zuur uit fruit met suikerkorrels en het vervolgens verhitten van het mengsel.

Jaggery (gur): deels geraffineerde suiker uit India. Gemaakt van rietsuiker of palmsuiker.

Kandijsuiker: niet zo zoet als normale suiker. Bestaat uit grote heldere, witte of licht gele kristallen. Heldere en witte kristallen worden gemaakt door de langzame kristallisatie van een verzadigde suikeroplossing. Witte kandijsuiker heeft kleine barsten die licht reflecteren, dit resulteert in een witte kleur. Gelige kristallen bevatten een beetje caramel. Het is minder zoet, dit komt doordat water aanwezig is in de kristallen.

Korrelsuiker: de normale kleine suikerkristallen die thuis worden gebruikt, zie saccharose.

Kristalsuiker: riet- of biet-suiker met een normale korrelgrootte, zie saccharose. Verkocht als korrels of geperst tot klontjes.

Lactose: suiker in melk, is een combinatie van galactose en glucose.

Maïssuiker: glucose verkregen uit maïs

Maltose (moutsuiker): suiker gevonden in mout en bier.

Melasse: Suiker-rijke stroop, bruine bijproducten van de suikerproductie. Bestaat vooral uit caramel en mineralen. Wordt gebruikt om bruine suiker te maken.

Melis: een nogal fijn type van de normale tafelsuiker, vooral gebruikt in Scandinavië.

Melksuiker: zie lactose.

Moutsuiker: zie maltose.

Muscovado suiker: donkere bruine suiker.

Oligosacchariden: korte keten koolhydraten, verkregen van grote polysacchariden (lange ketens, vezels) of door enzymatische processen. Zijn vooral aanwezig in planten (bonen, ui, knoflook) of melk. Niet of lichtzoet. Gebruikt als prebiotica, niet als zoetstof.

Palmsuiker: suiker verkregen uit dadelpalmen. Bevat vooral saccharose.

Panela: zie piloncillo

Panocha: zie piloncillo

Parelsuiker: zie decoratiesuiker

Piloncillo (panela, panocha): deels geraffineerde Mexiaanse rietsuiker. Wordt in een kegelvorm geperst, de naam betekent kleine pijler.

Poedersuiker: suiker (saccharose) in poedervorm, gebruikt voor garnering op taarten.

Rietsuiker: witte kristalsuiker (saccharose) verkregen uit suikerriet. Soms verkocht als bruine suiker in Europa.

Saccharose (suiker, tafelsuiker, kristalsuiker): de officiële chemische naam voor het belangrijkste soort suiker, die het meest in producten en in het huishouden wordt gebruikt.

Strooisuiker (Castor sugar): Strooisuiker is de naam van een erg fijnkorrelige suikersoort in Groot-Brittannië. Het wordt zo genoemd omdat de korrels klein genoeg zijn om door de gaatjes van een gieter te passen. Vanwege de fijnheid lost het sneller op dan normale witte suiker. Het wordt vooral gebruikt in meringues en koude vloeistoffen. Het is niet zo fijn als poedersuiker, dat mechanisch is fijngedrukt (en vaak gemengd met een beetje zetmeel om klontering te voorkomen).

Stroop: een dikke visceuze oplossing van suikers in water. Suikergehalte varieert van 50-80%.

Sucrose: Engels voor saccharose.

Suiker: normaal gebruikt als synoniem voor saccharose.

Suikerspin: fijne draden van geharde gekookte suiker die worden gebruikt om verschillende toetjes te versieren of om zo te eten. Eerst wordt suiker, water en wijnsteenzuur gekookt tot het punt waarop dat hard wordt. Een prikker wordt dan in de suikerstroop gedipt, waarna fijne draden kunnen worden gemaakt.

Superfine sugar: een suikersoort uit Amerika. Een erg fijnkorrelige suiker.

Tafelsuiker: riet- of bietsuiker van normale korrelgrootte, zie saccharose.

Vanillesuiker: geurige en smaakvolle suiker gemaakt door het mengen van vanillestokjes met suiker. Normaal zijn ongeveer 2 stokjes nodig voor een pond suiker. Het mengsel wordt bewaard in een luchtdichte container gedurende een week, waarna het stokje kan worden verwijderd. Het resultaat is een heerlijke en aromatische suiker die kan worden gebruikt als ingrediënt of decoratie voor bakproducten, fruit of andere desserts. Vanillestokjes kunnen worden hergebruikt, maximaal 6 maanden. Vanillesuiker kan ook gemaakt worden met pure vanilline in plaats van vanille. De geur lijkt sterk op vanille, maar is toch anders. Deze suiker zou eigenlijk vanillinesuiker genoemd moeten worden.

Zoetstoffen: zoete stoffen, die geen koolhydraten zijn. De meeste zijn kunstmatig, maar sommige zijn natuurlijk. Zoetheid varieert van 0.8x de zoetheid van suiker (zoals sorbitol) tot 2000x (het eiwit thaumatine).

Terug naar overzicht