Terug naar overzicht

Overschuimers 3-2007

maart 2007

Overschuimers

Pol heeft al vaker geschreven over het meest opzichtige feest der zuidelijke Nederlanden, het carnaval. Tot op heden waren deze stukjes geschreven met de nodige distantie, geboren uit een onbekendheid met dit merkwaardige fenomeen dat bij geboren randstedelingen op zijn minst tegenstrijdige gevoelens oproept. Al die mensen die met vreemde hoofddeksels getooid, in rare, vaak felgekleurde kleren of juist in saaie boerenkielen, hossend een paar dagen lang de bloemetjes buiten zetten, wat zijn ze toch vreemd.

Dit jaar besloot Pol echter het eens geheel anders aan te pakken en er eindelijk eens aan toe te geven dat hij nu toch echt al langer Brabander is dan Rotterdammer was. Mede door het feit dat het leven van een verse vrijgezel toch wat meer op uitgaan gericht is, besloot hij voor de tweede keer in twintig jaar om zich over te geven aan het feest der feesten.

En wat zag hij? Mensen getooid met vreemde hoofddeksels, in rare vaak felgekleurde kleren of juist in saaie boerenkielen die hossend de bloemetjes buiten zetten. Maar eigenlijk waren ze toch niet zo vreemd want Pol zag er zelf als Chinees ook wat merkwaardig uit, liet zich niet onbetuigd bij het hossen en genoot ook van de stromende tapkranen.

Hoogtepunt was het bezoek aan Oeteldonk op maandag, het feest begon al op het station want de treinmachinist was de Bob. Een menigte malloten had zich verzameld om daar op de optochtdag te gaan kijken. Veel Elvissen, veel bruiden, veel supermannen met golvende spieren en veel stewardessen in pittige rokjes die niet echt veel te lang waren. Bij het verlaten van het station van Oeteldonk was een lange stroom te ontwaren van vermomde gelukszoekers, allemaal op weg naar de optocht en de geneugten van alles wat carnaval heeft te bieden. Die geneugten schijnen overigens voor niet iedereen hetzelfde te zijn. Sommigen hebben voldoende aan een snedige spreuk, anderen zoeken het meer in kwantiteit van consumptie van drank en seks. 

De optocht duurde lang, heel lang. De praalwagens worstelden zich door de smalle straatjes en voor Pol was de thematiek meestal niet echt duidelijk, er vielen grote gaten in de optocht maar dat gaf niet want dan was er weer genoeg tijd om een tap te zoeken. Wat overigens geen echt grote opgave was want die waren er volop. Gelukkig was het erg zacht weer en kon het grote deel van de middag buiten worden doorgebracht. Eind van de middag werd de beschutting van de kroeg opgezocht, binnen was het warm, erg warm zelfs want alles was volgepakt en al die mensen op elkaar verspreiden veel warmte die weer met koud bier geblust moet worden. Na een korte pauze thuis ging Pol ook nog Tilburg verkennen. Op het Heuvelplein werd door een redelijk groot publiek luidkeels meegezongen met smartlappen en carnavalskrakers en dat was leuk. Ook leuk was het bezoeken van ongeveer iedere kroeg in de binnenstad meezingend met opwekkende liederen als “Bier en Tieten”, “Ze maken mij de pis niet lauw”, etc. Door iedereen, ook degenen die konden lezen en schrijven, luidkeels meegebruld.

En Pol…..hij vond het prachtig. Natuurlijk het gaat vaak nergens over, maar er werden geen onregelmatigheden gesignaleerd, iedereen was vrolijk, gebroederlijk deelden we bier en friet, kortom, Pol moet nu toch Kennedy parafraseren, zijn beroemde spreuk, Ich bin ein Berliner kan nu gerust vervangen worden door het meer aardse en meer van bier doordrenkte ` Ich bin ein Brabander` in Tilburg natuurlijk vertaald als `ik zij unne Braobander`. Dat ik dit nog mag meemaken.

 

Pol de Schuimer

Terug naar overzicht