Artikelen over Maischen
| Terug naar overzicht | |
Bierschuim deel I: practisch verhaal |
oktober 2021 |
Door: Fons Michielsen |
|
|
Bierschuim deel 1 De praktische benadering
Afijn, duizenden gasbellen gaan zo omhoog en vormen een schuim. Tussen die gasbellen zit de vloeistof, zeg maar het bier. Door allerlei omstandigheden kan dat bier in het schuim naar beneden zakken. We zeggen dat het schuim draineert. Als dat gebeurt komen de gasbellen uiteindelijk stijf tegen elkaar te liggen (zie afbeelding 2) en ten slotte kunnen de vliesjes gaan knappen. De gasbellen worden groter en ten slotte zo groot dat ze tóch ontsnappen uit het bier: het schuim verdwijnt. Wat zit er in bierschuim? De vraag is natuurlijk: is er een gouden tip waarmee je zeker bent van goed schuim? Zoals je zult begrijpen is er heel wat onderzoek gedaan naar bierschuim. Zo ontdekten onderzoekers dat het vliesje, dat om de gasbellen heen zit, bestaat uit suikers en eiwitmoleculen, die vaak aan elkaar vast zitten. Het grootste eiwit dat ze vonden noemde ze “eiwit Z” (sorry voor de onmogelijke naam). Ze vonden naast dat grote eiwit ook kleinere eiwitten. Het belangrijkste van die kleinere eiwitten noemden ze LPT1 (Lipid Transport Protein 1) en een andere belangrijke is hordeïne. Ze ontdekten dat de kleine eiwitten (LPT1 en hordeïne) nuttig zijn om het schuim te vormen en dat de functie van het grote eiwit (eiwit Z) is om het schuim stabiel te houden.
Gevonden? Voor dit testje is het wel nodig dat er genoeg koolzuur in je bier zit. Als er niet genoeg koolzuur in zit kun je het testje toch wel uitvoeren op een andere manier: blaas er met een bruis-steentje wat lucht in.
Dat was wel zo’n beetje wat er aan praktische tips te vinden was over bierschuim.
|
|
| Terug naar overzicht | |
Brouwen met Haver |
oktober 2021 |
Door: Huub Soemers |
|
|
BROUWEN MET HAVER Haver heeft al een lange traditie als een speciaal ingrediënt in bier, hoewel weinig brouwerijen daar veel ophef over maken buiten de Havermout Stouts van de laatste paar jaar. Maar de populariteit van Haver in de ambachtelijke brouwwereld, die begon met Stouts en vervolgens explodeerde met Hazy IPA's, heeft van Haver een hoofdbestanddeel gemaakt in de graan voorraadbakken van veel thuisbrouwers. Haver heeft bepaalde eigenschappen waardoor het zich onderscheidt van de meer "traditionele" brouwgranen, zoals Tarwe en Gerst. De basis van het brouwen met Haver Ongemoute Haver Ongemoute Haver Gemoute Haver Bijdragen van haver Geschreven door Dave Green; Vertaald en bewerkt door Huub Soemers. |
|
| Terug naar overzicht | |
Inmaischtemperatuur |
september 2012 |
Door: Jacques Bertens |
|
Inmaischtemperatuur
|
|
| Terug naar overzicht | |
Invloed maischtemperaturen op restextract |
februari 2020 | ||||||||||||||||||||||||||||||
Door: Fons Michielsen |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ik was gewoon nieuwsgiering . . . α-amylase is een endo-enzym. Het knipt zetmeel (zowel amylose als amylopectine) willekeurig ergens midden in het molecuul. Daardoor ontstaan grotere en kleinere brokstukken. De grotere (groter dan maltotriose) noemen we dextrinen. Als alleen ß-amylase zou werken zal amylose helemaal worden geknipt tot stukjes die de gist kan opeten, maar amylopectine wordt tot aan de knooppunten geknipt. Er zouden dus nog grote brokstukken/dextrinen overblijven waar gist niks mee kan. Als alleen α-amylase zou werken zullen de moleculen in stukken worden geknipt: grotere en kleinere brokstukken. Sommige zullen klein genoeg zijn voor de gist maar andere niet. De heel kleine worden dan nog vergist, maar de grotere niet meer. Lang en ingewikkeld verhaal. Ik besloot om een receptje te zoeken met twee temperaturen en vond een kloon van Pauwels kwak: 60 minuten op 68 ⁰C en 10 minuten op 75 ⁰C.
Conclusies:
Onvergistbaar extract. Volgens de theorie moet zetmeel zo ver zijn afgebroken dat er minder dan 10 glucosemoleculen aan elkaar zitten, al dan niet vertakt. Dat wordt getest met de Jood-normaal proef (wie doet dat nog?!?!). Hoe kleiner die moleculen, des te zoeter. Omgekeerd: hoe groter, des te meer mondgevoel. Dus heb je vooral veel restextract met 4 glucose-moleculen aan elkaar dan zal je bier erg zoet zijn, heb je vooral veel moleculen van 10 glucose-eenheden aan elkaar dan heb je weinig zoetkracht, maar meer volmondigheid. In afbeelding 3 is weergegeven hoe het beschikbare zetmeel is afgebroken. Het meeste is omgezet in alcohol, een kleiner deel is onvergistbaar extract. Dat onvergistbaar extract zorgt voor het mondgevoel / de zoetkracht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
| Terug naar overzicht | |||||||||||||||||||||||||||||||
pH meting |
december 2021 |
Door: Gerrie Hage |
|
|
pH-METING De feiten op een rijtje: Een diepgaande duik in de pH van het beslag.
Standaard werkwijze? Inderdaad, John Palmer en Colin Kaminski zijn in hun boek Water nogal onvermurwbaar als ze stellen "... brouwers verwijzen altijd naar pH metingen bij kamertemperatuur." Op het eerste gezicht lijkt deze uitspraak in overeenstemming te zijn met Jean De Clerck, die in zijn tweedelige klassieker Cours de Brasserie uit 1948 heel duidelijk stelt dat alle geciteerde pH-waarden zijn bepaald bij gekoelde wort. Dat De Clerck dit punt moest maken, wijst er echter op dat er al minstens 70 jaar geleden onzekerheid bestond over deze kwestie. In Brewing Science and Practice van Dennis Briggs, stellen de auteurs: "Een groot probleem vloeit voort uit de gewoonte om de pH van het wort of maisch te meten bij kamertemperatuur en aan te nemen dat deze waarden ook gelden bij hogere temperaturen, terwijl dat niet zo is." Met deze uitspraak lijken Briggs te erkennen dat veel, zo niet de meeste, metingen bij RT worden uitgevoerd, maar tegelijkertijd erkennen zij dat er verwarring bestaat bij het beoordelen van de literatuur. Dit blijkt uit hun tabel 4.9, waar zij vraagtekens moeten plaatsen bij de temperatuur waarbij een aantal van de getabelleerde metingen zijn verricht. Hoewel RT-metingen inderdaad gebruikelijker kunnen zijn dan die bij MT - en er zijn zeker brouwers die beweren dat dit de conventie is, is deze praktijk geenszins universeel. Bijvoorbeeld, in haar onderhoudende seminar "Czech Plz! What I Learned Brewing with the Czech Masters" op Homebrew Con 2017, meldt Annie Johnson dat Pilsner Urquell wordt gemaischt bij een pH van 4,7 tot 4,9. De onderstaande discussie impliceert sterk dat deze waarden voor een verhoogde temperatuur zijn. Dus wat is de conclusie? pH-verschuiving met temperatuur Automatische temperatuurcompensatie Het doel van ATC is om nauwkeurigere pH-metingen mogelijk te maken. Om te begrijpen wat ATC doet, moeten we begrijpen wat een pH-meter meet. Zoals bij vrijwel elk elektronisch instrument is een potentiaalverschil V (d.w.z. een spanning) de werkelijk gemeten grootheid. Digitale schakelingen in het instrument interpreteren dan de spanning om een output te produceren; de output van een pH-meter is uiteraard een pH-waarde. De sleutel tot het nut van ATC is het feit dat de relatie tussen pH en de gemeten sondespanning temperatuurafhankelijk is. De relevante relatie is de Nernst-vergelijking, die voor ons doel kan worden geschreven als: V = C x T (pH0 - pH) waarbij C een constante is, T de temperatuur in Kelvin, en pH0 de pH van de referentieoplossing in de sonde. Idealiter is pH0 = 7. Het belangrijke aspect van deze vergelijking is dat V evenredig is met de temperatuur. Dus als de meter geijkt is op een bepaalde temperatuur Tc en de monstertemperatuur Ts anders is, dan zal een meter zonder ATC een onjuiste waarde van pH rapporteren. Uitgaande van de Nernst-vergelijking is het eenvoudig aan te tonen dat de systematische fout in de pH-meting ΔpH gerelateerd is aan het temperatuurverschil ΔT = Ts - Tc via ΔpH = [(pH0 - pHs)/ Tc] x ΔT waarbij pHs de pH-waarde is die door de meter wordt gerapporteerd wanneer het monster wordt gemeten. De ATC-schakeling corrigeert voor de fout ΔpH en stelt de meter in staat een nauwkeuriger waarde te geven. Hoe groot is deze fout voor een typische meting van wort-pH? Als de meter is geijkt in de buurt van RT (Tc ≈ 293 K) en de gemeten pH-waarden ligt dicht bij 5,4, dan resulteert ΔT = 10 °C in ΔpH ≈ 0,05. Toegegeven, deze fout is vrij klein, dus als pH-waarden van het maisch in de buurt van RT de enige pH-waarden zijn die van belang zijn, dan is ATC de extra kosten wellicht niet waard. Aan de andere kant, als het doel is de pH bij RT te meten, dan is ATC essentieel. Bovendien toont de vergelijking voor ΔpH dat de fout schaalt als het verschil tussen pH0 en pHs, dus kleinere waarden in pHs resulteren in grotere fouten. TC kan dus de moeite waard zijn voor de thuisbrouwer die de pH van bijvoorbeeld een Berliner weisse wil bepalen. Optimale pH van het beslag Tabel 1: pH-bereiken voor het beste extractrendement en de beste fermenteerbaarheid. De waarden zijn bij RT, met waarden tussen haakjes verkregen door 0,3 bij de MT-metingen op te tellen.
Hoe kunnen we als thuisbrouwers deze pH-informatie het best gebruiken? Als men nooit aandacht heeft besteed aan de pH van het beslag, dan kan het eenvoudigweg richten van de pH van het beslag binnen het bereik van 5,2-5,6 aanzienlijke voordelen opleveren. De beheersing van de pH van het beslag op een hoger niveau kan echter worden gebruikt om een bepaald recept in te stellen, aangezien aanpassingen binnen dit bereik de eind pH van het bier beïnvloeden en dus de smaak van het bier beïnvloeden. Zo wordt vaak beweerd dat donkere bieren baat hebben bij de bovengrens van dit bereik, terwijl bleke bieren baat hebben bij de benedengrens. Vanuit zintuiglijk oogpunt is dit logisch: Een beetje meer scherpte door een relatief lagere pH zal een Pilsner of IPA waarschijnlijk veel beter doen dan een Porter of Stout. Natuurlijk ligt de smaak op de tong van de brouwer, dus deze vuistregel moet als zodanig worden behandeld. Tot slot merk ik op dat als de basismout een groot percentage mout met een laag gehalte enzymen bevat, zoals Münchener, een maisch-pH binnen het maximale extractbereik van 5,4-5,8 de voorkeur kan verdienen. Anders is het mogelijk dat de beschikbare zetmelen niet volledig worden omgezet. Dus moge uw maischketel warm blijven, uw pH goed zijn, uw bier koud, verfrissend en helder blijven. Veel maischplezier! Bron: BYO; Vertaald en bewerkt door Gerrie Hage.
|
|
| Terug naar overzicht | |
Rendement van en met havervlokken |
mei 2021 |
Door: Fons Michielsen |
|
|
RENDEMENT VAN EN MET HAVERVLOKKEN Inleiding Uitleg In afbeelding 1 staat ook nog cellulose. Dat zijn ook glucosemoleculen die allemaal met een B-binding aan elkaar zitten. Wij kunnen die A-binding afbreken met ons speeksel. Dus kunnen wij zetmeel eten. Wij kunnen ook wel β-glucaan afbreken, omdat daar ook A-bindingen in zitten. Wij kunnen geen B-bindingen afbreken. Dus kunnen wij geen gras eten of boomschors of tuinplanten. Ik heb eens nagekeken hoe hoog de opbrengst was bij eerdere brouwsels met havervlokken en tarwevlokken en er zit totaal geen lijn in. Hiernaast een grafiekje (die stippen in afbeelding 2). Het valt me dus erg tegen en ik heb géén idee waarom ik met tarwe en haver soms zulke goede, en soms zulke slechte opbrengsten heb. Mijn gemiddelde opbrengst met de Grainfather is 59 % en met mijn oude brouwerij (koperen ketels) is 69 % (die lijnen). Fons Michielsen |
|
| Terug naar overzicht | |
Door: Fons Michielsen 


Door: Huub Soemers 

Door: Jacques Bertens 


Door: Gerrie Hage 








